We zijn nu 3 maanden verder, maar ik heb nog altijd geen spijt van mijn Erasmus. Af en toe komt de heimwee dan wel eens opsteken, maar zoals ze wel eens vaker zeggen: het goede weegt op tegen het iets mindere. In deze 3 maanden ben ik ook veel andere culturen tegengekomen, wat dan ook cultuurverschillen met zich meebrengt. Soms zijn ze klein, soms zijn ze wat groter.
Ik kook graag, maar absoluut niet graag voor mezelf alleen. Daarom vraag ik af en toe wel eens graag een vriendin of twee om te komen eten. Nu ja, wel makkelijker gezegd dan gedaan als je een Spaanse vriendin Isabel en een Franse vriendin Emma hebt. Toen ik ze vroeg of ze het goed vonden om tegen 18u bij mij te zijn, zijn ze me gewoon vierkant beginnen uit te lachen. “Lisa, je eet toch niet voor 21u?” Wel, goh ja, ik ben door een Nederlander opgevoed en daar eten ze toch wel vrij vroeg. Toen ik een keer zei aan Isabel, dat ik eens op haar tijdstip zou mee-eten en dus tot 20u30 zou wachten, begon ze nog harder te lachen dan de vorige keer. “Lisa, ik apprecieer je inzet, maar ik eet niet voor 21u30.” Onze restaurant-dates worden nu telkens op half 8 gereserveerd. Zo sluiten we toch allemaal een compromis.
De eerste week in Leipzig was er van alles voorzien zodat we ons meteen thuis zouden voelen, waaronder ook een kroegentocht. Nu wist ik ergens wel dat Duitsers af en toe eens graag dronken en dat halve liters een normaal begrip zijn, maar die avond was ik toch wel even onder de indruk. “Ja, mannen, het is nog 10 minuten stappen tot het eerste café. Hier is een nachtwinkel dus koop allemaal maar een biertje.” Daar stonden we dan, meer dan 100 Erasmus-studenten voor 1 piepklein nachtwinkeltje aan te schuiven voor een fles bier. De uitbater was er gelukkig op voorbereid en legde alvast 2 flessenopeners op de toonbank. Eindelijk aangekomen zag je de helft snel snel dat laatste kletske eruit kappen. Een heel voetpad vol lege bierflesjes, hier en daar een gesneuveld flesje, op één of andere manier gaf het toch een gezellige sfeer. Na 3 maanden verbaast het me niets meer om overal glasscherven te zien. Het enige wat ik die eerste weken al fietsend dacht, was: “Potverdekke, al dat glas hier, straks heb ik een platte band.” And how I jinxed it. 3 dagen nadat ik mijn fiets gekocht had, kon ik al terug voor nieuwe banden.
Hoe graag ik het ook wou, helaas liep niet alles even goed tussen mij en mijn kotgenoten. Mijn eerste avond stelde ik direct voor om eens samen te koken, omdat dat het perfecte moment is om elkaar wat beter te leren kennen. Het leek me ook gewoon superinteressant, omdat we alle 3 van een heel andere cultuur waren. Anna kwam uit China en Rofidah kwam uit Jemen. Jammer genoeg zijn ze niet de allergrootste party animals, want nadat er 6 vrienden een kleine 2 uur waren langs geweest, kreeg ik een waslijst met regels. Met Anna kon ik niet echt een band opbouwen omdat ze meestal op haar kamer bleef tot ik “te luid” was en ze er toch even iets van moest zeggen. Met Rofidah heb ik wel een “connectie” kunnen maken. Soms bracht ze me plots avondeten of deelde ze haar ontbijt met me (ik ben makkelijk te overhalen met eten) en dan hadden we van die fijne conversaties over waar we vandaan kwamen en wat we in Leipzig deden.
Op een avond was ik rustig thee aan het maken toen ze binnenkwam in de keuken. Na een beetje smalltalk zaten we alle twee aan tafel en vertelde ze me over haar familie. Mijn hart brak beetje bij beetje. Haar familie had ze al 3 jaar niet meer gezien door de oorlog. Ze was naar Duitsland gekomen omdat ze er altijd al van gedroomd had om dokter te worden. Na een jaar beheerste ze de Duitse taal al vrij goed en was ze nu bezig aan haar Studienkolleg. Een soort van middelbaar op één jaar tijd, denk ik, ze moest continu examens afleggen en leren. Telkens als ik haar tegenkwam en vroeg wat ze gedaan had, kreeg ik hetzelfde antwoord: “Ich habe studiert.” Nu klinkt het wel allemaal zo simpel. “Gewoon naar Duitsland komen”, “gewoon een andere taal leren op één jaar tijd”, “gewoon allemaal leerstof in je hoofd stoppen in een vreemde taal”, en dat alles om dokter te worden, om een droom te realiseren. Dan wordt het ook nog eens moeilijker als je weet dat ze het hoogst mogelijke cijfer moet halen om nog maar een kans te maken op 1 van de 2 plaatsen waarvoor 10 mensen een kans wagen. Daarbovenop komt ook nog eens die andere stress. Je familie zit in een oorlogsgebied en jij, jij kan niets doen. Het is er altijd gevaarlijk, maar er zijn bepaalde momenten waarop het niet te doen is. Dan vertelde ze me over hoe ze niet kon slapen. Soms praatte ze over Jemen, hoe het was. Hoe ze het mooie weer miste, het lekkere eten, haar familie. Hoe graag ze zou teruggaan. Na haar examens in februari heeft ze een heel semester vrij tot ze weer kan gaan studeren. Dan gaat ze proberen om haar familie daar te bezoeken. “Hoe ga je daar naartoe gaan?” Ze zou naar een buurland vliegen en vandaaruit met een auto de grens proberen over te steken. Ik kan me niet voorstellen hoe zwaar zoiets is. Zelf heb ik af en toe last van heimwee, de familie, de scouts, Leuven. Maar ik weet dat ik dat binnen anderhalve maand weer terug heb. Voor Rofidah is het een ander verhaal.
Zo volgde er nog verhalen over hoe ze zich in Duitsland voelde. “Het is niet makkelijk, maar ik geniet van elk moment.” Ik bewonderde haar voor haar ingesteldheid in het leven. Na zo veel tegenslag kon ze ook genieten van de kleine dingen zoals typische Arabische gerechten maken en mij die dan te laten proeven. Door kleine irritaties, die vrij groot werden, binnen de WG besloot ik om te verhuizen. Op het einde kwam Rofidah me toch nog een knuffel geven en zei ze dat we voor ik weg ben dan toch eindelijk eens samen zouden koken zoals ik in het begin had voorgesteld.
En nu zit ik hier nog maar anderhalve maand. Een maand met een paar examens, maar hopelijk nog met heel veel mooie en leerrijke momenten.